Pensioenopbouw in eigenbeheer is per 1 juli 2017 niet meer mogelijk

Met ingang van 1 juli 2017 is het niet meer mogelijk om pensioenopbouw in eigen beheer op te bouwen.Er zijn 3 keuzemogelijkheden:

1. Handhaving van de per ultimo 2016 opgebouwde pensioenrechten
2. Afkoop
3. Omzetting in een oudedagsverplichting

A. Handhaving van de per ultimo 2016 opgebouwde pensioenrechten
Bij deze keuze blijven de in eigen beheer opgebouwde pensioenrechten gehandhaafd. Deze kunnen alleen nog maar aangroeien ten gevolge van een toegezegde indexatie. Voor deze indexatie dient er elk jaar een actuariële berekening gemaakt te worden. Tevens blijft de bestaande dividendklem gehandhaafd, omdat voor de berekening van een te verrichte dividenduitkering uitgegaan moet worden van de commerciële waarde van de pensioenverplichting. Deze commerciële waarde is veel hoger dan de in de balans vermelde fiscale waarde.

B. Afkoop
Afkoop vindt plaats tegen de fiscale waarde op het moment van afkoop. Om afkoop aantrekkelijker te maken wordt er een korting verleend op de te belasten afkoopsom ter grootte van een percentage van de fiscale balanswaarde per 31 december 2015 van 34,5% in 2017, 25% in 2018 en 19,5% in 2019. Over de pensioenopbouw na 31 december 2015 zal geen korting verleend worden. De pensioenverplichting dient geheel afgekocht te worden.

C. Omzetting in een oudedagsverplichting
Tot 31 december 21019 is het mogelijk om het pensioen in eigen beheer fiscaal gefaciliteerd om te zetten in een oudedagsverplichting. De oudedagsaanspraak is bij aanvang gelijk aan de fiscale waarde van het omgezette pensioen. De aanspraak wordt jaarlijks verhoogd met de marktrente, die gelijk gesteld zal worden aan het u-rendement. De waarde in het economische verkeer zal dus gelijk zijn aan de fiscale waarde, waardoor de dividendklem aanzienlijk minder beklemmend zal zijn.

De dga heeft tot de AOW-leeftijd de tijd om de opgerente aanspraak om te zetten in een lijfrente bij een externe uitvoerder. Vindt er geen afstorting plaats, dan dient de aanspraak uiterlijk op de AOW-leeftijd in 20 jaar door de BV aan de dga te worden uitgekeerd. Het is mogelijk de uitkeringen maximaal vijf jaar eerder in te laten gaan. De eerste jaaruitkering wordt vastgesteld door de hoogte van de aanspraak te delen door de uitkeringsduur. Elke volgende jaaruitkering is gelijk aan de resterende aanspraak, na uitkering en oprenting, gedeeld door de resterende uitkeringsduur.

Binnen een maand na afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting dient de dga via een daartoe bestemd formulier informatie te verstrekken aan de belastingdienst. Dit informatieformulier dient ook door de (gewezen) partner ondertekend te worden. Het niet (tijdig) voldoen aan de informatieplicht betekent dat de gehele pensioenaanspraak voor de commerciële waarden in één keer als loon uit vroegere dienstbetrekking zal worden belast en dat er tevens 20% revisierente verschuldigd is.

Met zowel afkoop als omzetting van de pensioenverplichting dient de partner van de dga schriftelijk in te stemmen. De partner is de echtgenoot, geregistreerd partner of de partner in de zin van de pensioenovereenkomst. Indien bij een echtscheiding de rechten niet zijn afgestort bij een verzekeraar, dient ook de ex-partner in te stemmen met afkoop of omzetting. De partner verliest bij afkoop of omzetting aanspraak op een nabestaanden pensioen. Hiervoor zal de partner mogelijk gecompenseerd moeten worden. Het uitblijven van compensatie kan tot een belaste schenking leiden.